– Voor het vooraf lokaliseren van lekkages –
De kwaliteit van een leidingnetinspectie hangt, zoals bij bijna alle werkzaamheden, zowel van het gereedschap (meetapparaat) als van de gebruiker af. Beide factoren hebben ongeveer evenveel invloed op de kwaliteit van het werk.
Een slecht opgeleide gebruiker zal niet goed presteren, zelfs niet met de beste apparatuur en een goed opgeleide gebruiker zal niet in staat zijn om kwaliteitswerk te leveren met minderwaardige apparatuur.
Welke eisen worden er aan de meettechnologie gesteld?
De specificaties van de meetprocedure bovengrondslekzoeken zijn te vinden in NEN 7244-9.
De vereisten voor de meettechnologie zijn:
– Hoge gevoeligheid in het ppm-bereik met een resolutie van 1 ppm
Een gaslek aan het aardoppervlak kan vaak alleen worden opgespoord door zeer geringe gasemissies in het lage ppm-bereik. Daarom is een hoge gevoeligheid doorslaggevend voor systematische leidingnetinspectie. Want het meetapparaat wordt met een lage voetgangerssnelheid (ca. 3 km/h) langs het leidingtraject geleid en blijft slechts zeer kort op een bepaalde positie. In het geval van een kleine gasverspreiding of als de gasemissie alleen aan de rand plaatsvindt, heeft het meetapparaat slechts gedurende zeer korte tijd de mogelijkheid om gasconcentraties aan te zuigen.
Als u te snel loopt, kan het meetapparaat geen gas aanzuigen via de tapijtsonde en kan het geen waarden weergeven. U kunt een mogelijk lek overschrijden wanneer u haast hebt.
Neem de tijd om lekken op te sporen.
Andere belangrijke vereisten voor de meettechnologie zijn:
– Een zo goed mogelijke selectiviteit voor het doelgas methaan, d.w.z. zo min mogelijk invloed van koolmonoxide, kooldioxide en vocht.
Aangezien een groot deel van de inspectie van het leidingnet in de binnenstad plaatsvindt, wordt de meting vaak beïnvloed door de uitlaatgassen van het verkeer. Het is daarom een voordeel als de sensoren niet sterk reageren op koolmonoxide en kooldioxide. Anders zijn er altijd gasmeldingen vanwege uitlaatgassen en moet de leidinginspecteur wachten en controleren of het werkelijk gas of uitlaatgas was dat de melding heeft veroorzaakt.
Omdat de oppervlakken waaraan de metingen worden uitgevoerd steeds weer veranderen, wordt ook de vochtigheid van het aangezogen gas beïnvloed. Gazons of de afwisseling tussen zon en schaduw kunnen hierbij een rol spelen. Dit leidt niet alleen bij halfgeleidersensoren (HL-sensoren) tot afwijkende weergaven.
Uit ervaring kan ik melden dat zelfs gazonmeststoffen problemen kunnen veroorzaken. Zo had ik op een grasveld waarop ik een huisaansluitingsinspectie moest uitvoeren, langzaam en gestaag stijgende meetwaarden. Omdat ik telkens dezelfde reacties kreeg op verschillende posities, liep ik langs het gazongedeelte dat het verst van de gasleiding verwijderd was om de reactie daar te controleren. Verrassend genoeg steeg de weergave langzaam maar gestaag. Dit leidde vervolgens tot de conclusie dat we niet met een gaslek te maken hadden.
– Zeer snelle gasweergave (responssnelheid)
De responssnelheid heeft een sterk effect op de kwaliteit van de gasmeldingen. Hoe sneller het apparaat reageert, hoe beter de kleine gasconcentraties worden weergegeven en niet ‘overschreden’, d.w.z. over het hoofd worden gezien. In de technische gegevens wordt dit meestal gespecificeerd als T90-tijd. Dit betekent de tijd die nodig is om 90% van de uiteindelijke weergave te bereiken.
– Een ongecompliceerde, eenvoudige bediening
– Omdat de gegevens van de leidingnetinspectie vaak moeten worden gedocumenteerd in combinatie met GIS-gegevens (Geografische Informatiesystemen), is een eenvoudige gegevensoverdracht, bijvoorbeeld via Bluetooth of LTE, een voordeel.
Het meetapparaat
Kleine gasconcentraties moeten zo snel mogelijk worden weergegeven, dat wil zeggen een korte T90-tijd.
Dit controleren we met een 10 ppm-test, die we uitvoeren met testgas en een tapijtsonde. Volgens NEN7244, VIAG VWI G-35 is dit elke dag nodig vóór gebruik. De toevoer van het testgas moet telkens worden uitgevoerd met een sondesysteem om het responsgedrag van de sensor onder reële praktische omstandigheden te testen.
Voor de weergavenauwkeurigheid van het meetapparaat voor bovengrondse inspectie, wordt bij de 10 ppm-test de tijd gemeten die het meetapparaat nodig heeft om de minimale weergave van 10 ppm (maximaal binnen 10 seconden) weer te geven.
Het testgas bevat 10 ppm methaan in synthetische, d.w.z. schone lucht. Het nulpunt van de meetapparatuur wordt echter ingesteld in de omgevingslucht. Aangezien de basisconcentratie in de omgevingslucht echter al ca. 2 ppm methaan bedraagt, vertegenwoordigt het nulpunt in werkelijkheid een gemeten waarde van 2 ppm. Bij het overschakelen van omgevingslucht met 2 ppm methaan naar schone lucht met 10 ppm methaan, kan slechts een weergave van 10 ppm – 2 ppm = 8 ppm worden verwacht.
Het draagsysteem
Het belang van het draagsysteem mag niet worden onderschat. Want als de gebruiker acht uur of meer per dag werkt, kan het doorslaggevend zijn of het apparaat comfortabel is om te dragen of problemen veroorzaakt. Vooral in combinatie met het gebruik van notebooks of tablets moet de oplossing ergonomisch en praktisch zijn. Een praktijktest wordt daarom aanbevolen alvorens een beslissing te nemen.